Zoek
Het moet hier ergens zijn, constateer ik, starend naar het wateroppervlak terwijl ik in mijn hoofd onze vaarroute van tien minuten geleden probeer te reconstrueren. Nadat het was gebeurd hebben we eerst even aan de steiger gelegen waar we naar op weg waren en waar de vaart die we nog hadden ons nog net kon brengen zonder dat we het electromotortje uit de kajuit hadden hoeven halen. Het elektronische fluistermotortje dat we kochten voor de binnenwateren van Amsterdam zodat we daar stil kunnen varen, maar waarmee we nauwelijks wandeltempo halen. In de Oranjesluizen die het IJ van het Markermeer scheiden hadden we een uurtje eerder dit stille apparaat door onze grote benzinemotor vervangen zodat we vandaag tijdens onze eerste heuse vaartocht het eiland ’t Hooft konden halen en we voor het donker terug weer terug konden zijn.
Liggend aan de steiger voor de sluizen van IJburg waar we van plan waren aan wal te klimmen om even wat extra benzine te halen bij het tankstation op het Zeeburgereiland, proberen we te bedenken wat te doen. Het is kak, heel kak, maar er is met ons persoonlijk niks aan de hand en alle gevolgen zijn op te lossen met geld, constateert Daan rustig. En dat is waar. Het is inderdaad even slikken om de grote, gloednieuwe buitenboord motor die meer heeft gekost dan de boot zelf van de bun af te zien schieten en net buiten armbereik met een sierlijke draai om zijn as onder het wateroppervlak te zien verdwijnen waarna het gevaarte als een baksteen naar de bodem zinkt. De stilte die achterbleef was oorverdovend. Maar met ons is niks gebeurd. Met onze ogen gefixeerd op de plek waar het onheil zojuist geschied is denken we na. Door de golven is het niet makkelijk de locatie te onthouden.
Na een minuut of tien hebben we een opduikplan klaar. We duwen ons een stuk terug langs de steiger, ik maak een lijn vast tussen de boeg en de eerste grote paal die de vaargeul richting sluis aanduidt. De stroming draait de boot zo om de paal dat we na het uitgooien van ons anker een gunstig zoekbereik rondom de boot hebben. Met de spinnakerboom, een aluminium buis van zo’n 2,5 meter voelen we hoe diep het er is. De boom steekt nog net boven het oppervlak uit waneer ik de onderkant in de drassige grond voel prikken. Het moet te doen zijn om hiermee de bodem af te tasten, maar dan moeten we wel het water in. Gelukkig schijnt de zon vandaag volop, maar het water zal in mei nog geen oase van genot bieden. Terwijl Daan zich al in zijn zwembroek staat te hijsen, bereid ik me mentaal voor op kou en een zware klus voor mijn ongetrainde biceps. Daan laat zich langzaam in het water zakken en zwemt een stukje van de boot af. Al prikkend en slepend met de boom, heeft hij zichtbaar moeite boven water te blijven. De neerwaartse beweging van de boom is het probleem niet, legt hij hijgend uit, het is het omhooghalen ervan waar het zwaar wordt, aangezien je jezelf daarmee omlaag duwt. Ik zie op tegen de aflossing van de taak, maar wil dit varkentje wel echt samen wassen. Een zwemvest blijkt uiteindelijk een uitkomst. Vrolijk prikkend en slepend dobber ik een half uurtje later door het buiten-IJ van Amsterdam. De kou blijkt erg mee te vallen. Vanuit een enkele passerende boot krijgen we vragende blikken toegeworpen waarna we ze de aanleiding van dit ongebruikelijke zwempartijtje over de golven terugroepen.
Na een tijdje lukraak voelen bedenken we een nieuw plan. Met een lijn van het anker naar het laagste punt van de spinnakerboom maken we een soort enorme passer. In een grote boog zwem ik om het anker in de hoop dat de lijn vroeg of laat ergens aan zal blijven hangen. Na een tijdje wordt mijn cirkel ovaler en lijk ik niet veel verder te kunnen. Ik begin de lijn om de boom heen te draaien om te zien waar ik heengetrokken word. Steeds meer naar het midden van ons zoekgebied watertrappel ik rustig draaiend naar de plek waar de lijn vast lijkt te zitten. Mijn hoopvolle blikken vangen die van Daan, maar aangekomen bij de boot bleek het enige waar de lijn in vast zat de logge drab van de bodem te zijn.
Dan ineens worden we geroepen. Twee jongens die een kwartiertje eerder waren langsgevaren en aan de andere kant van de sluis vervolgens thuis waren gekomen, hadden daar hun paddleboards en wetsuits gepakt en waren terug te sluis in gegaan om ons te komen helpen zoeken. Reinier en Willem verveelden zich en vonden dit wel een mooie uitdaging. Dit soort jongens moet de wereld meer hebben. Ze hadden flippers en een duikbril mee. Door mijn enthousiasme over het passerplan heb ik niet beseft alweer ruim een half uur in het water te liggen en de deceptie van net doet me ineens voelen dat ik het koud gekregen heb. Ik klim het water uit en geef Daan het zwemvest. Trillend als een rietje word ik in twee handdoeken gewikkeld en ik ga even zitten. Daan hijst zich in een door Willem meegebracht wetsuit en stapt trefzeker van de boot op een van de paddleboards. Even wiebelt hij zijn onervarenheid tevoorschijn, maar gaat dan gauw op zijn buik op het ding liggen om mijn boomrondjes over te nemen. Willem begint telkens langs de lijn te duiken als we weer ergens aan vast denken te zitten. Reinier heeft al snel een plekje op het achterdek van ons bootje gevonden dat hem wel bevalt en van waaruit hij de boel mooi in de gaten kan houden onder het genot van een sigaretje. Dit soort olijke knakkers moet er ook absoluut zijn voor de moreel.
Na zo’n twee uur duiken, prikken, tasten, slepen, peddelen en ankers werpen, klimt Willem op de boot. Hij geeft de pijp aan Maarten. Ik kende de uitdrukking niet en wilde net vragen wie Maarten was en of die ook nog kwam helpen, toen Daan van een paar meter achter de boot riep dat ie op iets hards stootte. Iets onnatuurlijks. Willem laat zich terug het water in zakken en zwemt naar hem toe. De spinnakerboom zit vast en Willem duikt erlangs naar de bodem. Als hij bovenkomt beaamt hij Daans vermoeden. Het is ‘m. 100% zeker. Hij duikt nog eens. Veel te zwaar, proest hij als hij weer boven komt. Ze hebben meer lijnen nodig. Ik gooi twee trossen. Na nog een paar keer duiken zit er genoeg lijn om de motor om ‘m aan op te takelen. Daan en Willem leggen de lijnen over een van de paddleboards en laten deze opklappen bij wijze van hefboom.
Het werkt, de motor hangt verticaal op z’n kop, maar is nog wel te diep om ‘m verder op te trekken. Langzaam peddelen ze naar de boot. Daan klimt aan boord en hijst. Als bij een bevalling zien we, beginnend bij de onderkant steeds iets meer motor. Ik juich en roep dat we uit eten moeten, maar de twee zijn nog even druk met wat zij noemen ‘mannenwerk’. Prima. Wie heeft er emancipatie nodig als je net je buitenboord motor van de bodem van het Markermeer omhoog hebt gehesen.
Heftig blij laten we ons door Reiniers boot de sluis inslepen waar Daan als afsluiter nog een mooie striptease verzorgt. Het wetsuit was immers niet van ons.
We meren aan bij Steigereiland van IJburg. Het is half acht en ’t Hooft gaat ‘m vandaag niet meer worden. We bedanken de jongens en beloven ze gauw op een drankje te trakteren. Ook vertellen we ze van ons blog en dat ze erop zullen komen. (Hoi Reinier en Willem!)
In de rode avondzon eten we eindelijk de als picnicklunch bedoelde kippenpootjes en besluiten dat IJburg ook een prima bestemming is.