Twee Kapiteins op één Schip
Het afgelopen weekend trok het mooie weer ons opnieuw het Markermeer op. Omdat geen van onze zeilbekwame vrienden vrij was, besloten we het alleen te gaan doen. Windkracht twee was voorspeld. Hoe moeilijk kon het zijn. In de sluis ging het al mis. Vóór een lijntje om de bolder, achter net te laat, bootje overdwars in de sluis. Er waren weliswaar geen andere bootjes, maar netjes is anders. Mokkend en kibbelend, aan het roer duwend en trekkend discusieerden we over de beste manier om de kont weer bij de kade te krijgen. Daan bedacht een hefboomeffect. Iets met een lijn, de bolder en een stootwil. Ik had er een hard hoofd in. We hadden gewoon die bolder moeten pakken. Dat is nou te laat. Schommelend dreven we hoe langer hoe meer richting sluisdeur. Ik tuurde omhoog of er camera’s waren. Recht in de lens moet ik gekeken hebben met mijn bezorgde hoofd. In gedachte hoorde ik de sluiswachter gniffelen in zijn sluiswachtershuis. Goed dan, we doen de hefboom. Langzaam maar zeker begonnen we de andere kant op de draaien. Toen Daan, naar voren hangend nét bij de kant kon en het laatste stukje op kracht aan het oplossen was bonkte de sluisdeur dat hij open ging. Daan startte de motor en even later tuften we mopperend het open water op.
De rustige wind stond in een gunstige richting en we hesen al vrij snel de zeilen. Klapperend steeg het grootzeil voor me terwijl ik het roer in mijn linker en de grootschootlijn in mijn rechter hand hield. Toen ook de fok van de partij was en Daan weer op het achterdek zat stuurde ik de punt van de wind af en voelde hoe de boot langzaam maar zeker een beetje schuin getrokken werd. Daan stopte de motor en we zeilden. Het genieten kon beginnen.
Een klein half uurtje had ik nodig om mijn Maarten van Rossum-pet weer af te zetten. De wind was vriendelijk voor ons en de zon brak door. De stilte van de motor was perfect. Daan stuurde en ik leunde achterover. Ja, ik leunde achterover. Op een enkele windvlaag na die de masttop en de horizon af en toe onnatuurlijk dicht bij elkaar deed komen: dan veerde ik op, schreeuwde willekeurige dingen en begroef mijn gezicht in Daans schouder. Het was een fijne dag.